Krant met opmerkelijke nieuwsfeiten
- Land van herkomst: Nederland
- Beschikbare periode: 1697 - 1699
10Oud, ouder, oudstEr verschijnen zeker al sinds 1618 krantenin Nederland, maar het werd pas na ongeveer1870 geleidelijk aan gebruikelijk een jaargangnummeringte vermelden. Mogelijk gebeurdedat onder invloed van de tientallen pershistorischeartikelen die W.P. Sautijn Kluitna 1865 publiceerde.1 Die wierpen, in veelgevallen voor het eerst, licht op de geschiedenisvan Nederlandse kranten en periodieken. Eenandere factor was wellicht dat na de afschaffingvan het dagbladzegel in 1869 een hausse aannieuwe kranten ontstond die allemaal streefdennaar een plekje onder de zon. Als je dat plekjeniet kon veroveren met kwaliteit of scherpeprijsstelling, dan wellicht met leeftijd, zo zoudenuitgevers geredeneerd kunnen hebben. Andersgezegd: mijn krant is oud, ouder of de oudsteen dus goed, beter ofde beste. En waar deconcurrenten elkaarzeer scherp in de gatenhielden, was het waarschijnlijkvooral: als heteerste schaap over dedam is, volgen er meer.Van de oudere krantenwas dat eerste schaapwelhaast zeker het Dagblad van Zuid-Hollanden ’s-Gravenhage dat, overigens zonder enigetoelichting, met ingang van 1 januari 1868 in dekop vermeldde: 201e jaargang. Waar dat cijferzo opeens vandaan kwam is niet bekend.2Zeker niet van Sautijn Kluit, want hij was juistdegene die in 1875 stelde: ‘Een van beiden iszeker: òf de ’s Gravenhaagsche Courant is16 jaren ouder, òf, gelijk mijne meening is,40 jaren jonger’. Dus niet 1668 maar 1708 (danwel 1652) was het geboortejaar, aldus Kluit.Hoofdredacteur J.D. Doorman was echterallesbehalve onder de indruk. Sterker nog, op30 november 1875 schreef hij in het Dagblad3een stevig commentaar op Kluits artikel enmaakte hij zijn krant gelijk nog een jaar ouder:209de jaargang in plaats van 208ste.Het vaststellen van de juiste leeftijd van eenzeventiende-eeuwse krant is geen eenvoudigezaak, alleen al door de vele wisselingen vantitel en als gevolg van overnames, fusies enandere wijzigingen. Bij zijn speurwerk wasKluit vooral gehandicapt door het ontbrekenvan het overgrote deel van het materiaal. Vande Nederlandse couranten uit de zeventiendeen de eerste helft van de achttiende eeuw is ineigen land maar een fractie bewaard. Bijnaalles wat er was, ook in particuliere collecties,Van oude couranten de dingen Nieuw licht op de Haagse pers in de zeventiende eeuwIngrid Maier en René Vosdie opduikenheeft Kluit indertijd wel onder ogen gehad, maarondanks de vele details tonen zijn publicatiesvooral lacunes.Anno 2004 is de situatie nog steeds dat Nederlandsebibliotheken en archieven slechts fractiesvan onze oudste couranten en periodiekenbezitten. Maar de handicaps zijn inmiddels eenheel stuk kleiner geworden door de vondst vanaanzienlijke collecties in het buitenland. In dejaren 1860 had de Fransman Eugène Hatin inParijs al reeksen Nederlandse kranten uit dezeventiende en achttiende eeuw ontdekt, voornamelijkFranstalige. In 1935 doken in deKoninklijke Bibliotheek in Stockholm ruim1300 Nederlandse couranten uit de eerste helftvan de zeventiende eeuw op, waaronder dealleroudste, vanaf medio 1618. Over die vondstis in de jaren 1930-1950 gepubliceerd doorde Zweedse bibliothecaris Folke Dahl.4 Meerdan een halve eeuw later zijn dank zij hetspeurwerk van Ingrid Maier (Uppsala), OttoLankhorst (Nijmegen) en Pierre Rétat (Lyon)in meer dan honderd bibliotheken en archieven,van Berkeley tot Moskou, grote hoeveelhedenNederlandse couranten uit de zeventiende enachttiende eeuw gelokaliseerd, duizenden inhet Nederlands en tienduizenden in het Frans.In meerderheid gaat het om exemplaren die wein Nederland niet hebben en er zijn zelfs titelsbij waarvan we het bestaan tot voor kort nieteens kenden.Door die omvangrijke vondsten is het mogelijkde geschiedenis van de vroegste Nederlandsepers op tal van onderdelen aanmerkelijk preciezerin kaart te brengen dan tot voor kortmogelijk was. Dat geldt ook voor de vroegeHaagse pers, waaraan na Sautijn Kluits publicatieuit 1875 maar weinig nieuws is toegevoegd.5 De afgelopen jaren zijn in Oldenburg,Londen, Stockholm en Wolfenbüttel honderdenexemplaren van Haagse nieuwsbladen encouranten uit het midden van de zeventiendeeeuw gevonden. Elders in Europa zijn velehonderden exemplaren van Franstalige Haagsebladen uit de laatste decennia van de zeventiendeen de eerste helft van de achttiende11eeuw opgedoken. Door die vondsten kunnenenkele flinke gaten in de pershistoriografieworden opgevuld. Met een variant op Vanoude menschen de dingen die voorbijgaan, deberoemde Haagse roman van Louis Couperus,wordt in dit artikel nieuw licht geworpen op deHaagse nieuwsbladpers in de zeventiendeeeuw.1621: Het begin?Na nagenoeg vier eeuwen staan de eerstegedrukte couranten weliswaar nog steeds opnaam van Straatsburg (1605), Wolfenbüttel(1609) en Basel (1610), maar Amsterdam geldtmet stip als het oudste perscentrum van West-Europa. Rond het midden van de zeventiendeeeuw verschenen er niet minder dan negencouranten. Vanaf 1618 en met name van ongeveer1670 tot het eind van de achttiende eeuwhebben Nederlandse couranten een hoofdrolgespeeld in de internationale politieke, diplomatiekeen economische nieuwsvoorziening.De term courant behoeft precisering, ook anno2004. De Voorburgse Courant is een gratishuis-aan-huisblad met nieuws en advertentiesuit Leidschendam-Voorburg. De HaagscheCourant is een regionaal dagblad met nieuwsuit de hele wereld. In Den Haag verschijnt ookal twee eeuwen de Nederlandse Staatscouranten die vervult als officieel mededelingenbladvan de rijksoverheid weer een geheel anderefunctie. Drie nieuwsbladen die courant hetenen in het Haagse verschijnen, maar met eenwereld aan verschil. Anderzijds kende DenHaag nog niet zo lang geleden tal van bladendie niet courant heetten: Het Vaderland, HetBinnenhof, De Residentiebode, De Avondpost,Het Haagsche Volk, De Nederlander, Vooruit,De Nieuwsbron. Menige oudere Hagenaar zaldie zich herinneren.Ook in de zeventiende eeuw hanteerdennieuwsbladen een scala aan benamingen –Courant, Nieuws, Tydingen, Advysen,Mercuur – die niet aangeven om wat voorsoort periodiek het gaat. Voor een definitievan de term courant kun je dus niet zondermeer op de naam afgaan. Naar de gangbareopvattingen onder pershistorici onderscheidteen courant zich van andere nieuwsbladenen periodieken door vier kenmerken.Actualiteit: het moet gaan om zo recentmogelijk nieuws. In de zeventiende eeuwwas dat vaak nieuws van weken of zelfsmaanden oud, maar dat nieuws werd gepubliceerdbinnen een paar dagen na ontvangst.Universaliteit: het moet gaan om méér danalleen nieuws uit één stad, regio, land of uitenkele landen, maar om nieuwsberichten uitalle windstreken. Het derde kenmerk isperiodiciteit: een regelmatige verschijning.Tot in het derde kwart van de zeventiendeeeuw was dat, in ieder geval in Nederland,bijna altijd wekelijks; daarna steeds vakertwee- of driemaal per week. Tot slot:publiciteit. De informatie dient zich te richtenop een algemeen lezerspubliek en zichniet te beperken tot specifieke doelgroepen,zoals bij de letterkundige en geleerdentijdschriftenuit die tijd. Indien aan al dezevier criteria is voldaan, is er sprake van eencourant.Niet alleen Amsterdam was er vroeg bij, vanafjuni 1618 met de Courante uyt Italien, Duytslandt&c. van Caspar van Hilten en vanaf12 VAN OUDE COURANTEN DE DINGEN DIE OPDUIKENfebruari 1619 met de toen nog naamloze, maarvanaf 1629 Tydingen uyt verscheyde quartierengeheten courant van Broer Jansz, in 1620gevolgd door Franse en Engelse vertalingendaarvan. Ook in Arnhem verscheen al in mei1621 een (naamloze) courant en in Delft inmei 1623 de Courante uyt Italien, Duytslandende Nederland. De inhoud van die courantenvertoonde vaak veel overeenkomst, soms zelfsletterlijk. Gebruikten de uitgevers dezelfdecorrespondenten, werkten ze samen of namenze elkaars berichten gewoon over? Die vraagis niet altijd makkelijk te beantwoorden en zalper krant en per drukker nader moeten wordenonderzocht.In 1913 kocht het British Museum in Londenachttien unieke Engelstalige couranten die in1620/1621 in Nederland waren gedrukt:zestien in Amsterdam, één in Altmore (volgensDahl wellicht Alkmaar) plus de Corante, orNewes from Italy, Germany, Hungaria, Polonia,France, and Dutchland (afbeelding 1),blijkens het colofon: ‘Imprinted in the Hagueby Adrian Clarke. The 10. of August. 1621’.Die aankoop bleef ook in Nederland niet onopgemerkt,want alle achttien couranten zijnin 1914 door de Haagse uitgever W.P. vanStockum jr. afgedrukt in The first newspapersof England printed in Holland 1620-1621.Ligt de start van de Haagse nieuwsbladpersdus in 1621? Naar vorm en inhoud ziet deCorante van Clarke er precies uit als andereNederlandse couranten die we kennen uit diejaren: twee bladzijden klein folio, in tweekolommen gedrukt in Oud-Hollandse lettermet de titel, de kopjes en het colofon inromein en boven elk bericht vermelding vanplaats en datum. Van deze Corante is echterslechts één enkel ongenummerd exemplaarbekend. Het staat dus niet vast of het om eenincidentele uitgave gaat of om een exemplaaruit een serie. Kortom, hoewel de verleidinggroot is de start van de Haagse periodieke persin 1621 te dateren, kan het bewijs daarvan totop heden nog niet worden geleverd.Tot voor enkele jaren stond Le Mercure Anglois,waarvan een twintigtal exemplaren uit de eerstehelft van 1649 bewaard is gebleven, te boekals het eerste regelmatig verschijnende Haagsenieuwsblad. Uitgever van dit Franstalige periodiekwas de uit Engeland afkomstige SamuelBrowne (ook wel: Broun), ‘Libraire Angloisdemeurant en l’Acter-om, à l’enseigne del’Imprimerie Angloise’, die tot 1660 in DenHaag werkzaam was als drukker en boekverkoper.In 2001 werden in het NiedersächsischesStaatsarchiv in Oldenburg echter twee exemplarenontdekt – van 2 maart en 20 april 1648– van de tot dan toe onbekende MercuriusAnglo-Britannus. Mededeylende Tydinghevan verscheyde Ghedeelten uyt Engelandt /Schotlandt / ende Irlandt. Aengaende denConinck / het Parlement ende de drie Coninckrijcken.Het colofon vermeldt: ‘In ’s Gravenhage/ Ghedruckt by Samuel Broun / EngelsBoeck-drucker ende Boec-verkooper: Woonendeby de Engelsche kerck in ’t Moriaens Hooft’.Browne had dus al in 1648 zeker tien nummersvan een Nederlandstalig nieuwsblad uitgegeven.Door die vondst kan het tot nu toe aangenomenbegin van de Haagse nieuwsbladpers met éénjaar worden vervroegd, van begin 1649 naarbegin 1648.VAN OUDE COURANTEN DE DINGEN DIE OPDUIKEN 131. Voorpagina van deEngelstalige Corante…etc, door Adrian Clarkein Den Haag gedrukt op10 augustus 1621.Collectie British Museum,Londen.Hoe lang die twee nieuwsbladen van Brownezijn verschenen en of dat gelijktijdig was, isniet bekend. Wel staat vast dat hij in het eerstekwartaal van 1653 een weekblad met de langetitel Noodig, Continueerlick Acht-Dagen-nieus,uyt Engelandt, Vranckryck, ende andere Quartieren,Steden, of Plaetsen heeft uitgegeven.In het eerste nummer, 6 januari 1653 (aanwezigin de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag) staateen opmerkelijk openhartige aankondiging vanBrowne:Gunstige lezer…Ende siende dat veel dingen mogten in ’tlicht gebragt werden/ die andere Druckersvan Couranten achterwegen laten/ sonderlicktusschen de STATEN der VereenigdeProvintien/ en de Regeerende Partye inEngelandt/ soo heb ick goet gevonden/ UEhier een Staeltjen te laten sien/ van ’t geenick (als ’t Godt gelieft) UE alle Maendagenmeen in ’t licht te brengen… En indien yetster contarie uyt mijn Pers mogt komen/ salick/ soo haest ick/ door UE goede correctie/van ’t tegendeel ben onderrecht/ ’t selvevlytig verbeteren/ en UE om vergiffenissebidden.Het laatste nummer zou dat van 31 maart 1653zijn geweest, waarna het blad verboden werd,meldt Sautijn Kluit. Waarom is niet bekend,maar op dat moment was Nederland verwikkeldin de zoveelste zeeoorlog met Engeland.Na de Driedaagse Zeeslag (28 februari - 2 maart1653) wist admiraal Maarten Tromp zijn vlootweliswaar in veiligheid te brengen, maar feitelijkhad hij de zeeslag verloren. Mogelijk wasde berichtgeving daarover door Browne nietnaar de zin van de hoge heren in Den Haag enwerd hem het zwijgen opgelegd.De berichtgeving in de bladen van Brownewas beperkt tot enkele landen en voldoet nietaan het criterium ‘universaliteit’. Derhalvekunnen ze niet worden gekwalificeerd alscouranten. Maar de eerste Haagse courantzou niet lang op zich laten wachten.1652: aanloop tot de eerste Haagse courantNa de laatst bekende uitgave van Le MercureAnglois van 17 juli 1649 ontbreekt tot april1652 vooralsnog elk spoor van een Haagsnieuwsblad. Op of rond 6 april 1652 verscheenhet eerste nummer van Weeckelicke Nieuwsvan Vranckryck, ende Engelant.6 De eerstenummers verschenen anoniem met in hetimpressum alleen de mededeling: ‘Men verkooptseop de groote Zael in de Fortuyn. Ins’Gravenhaghe.’ Die zaal was de Ridderzaaldie toen slechts incidenteel gebruikt werdvoor officiële gelegenheden. In die tijd wasde zaal een publieke ruimte en het domeinvan boekverkopers die er kramen pachtten.Een van die kramen droeg kennelijk de naam‘De Fortuyn’. Niet bekend is wie er de pachtervan was.Met ingang van het nummer 10 van 13 juni1652 vermeldt het impressum een naam:‘By Johannes Rammazeyn’, alsmede eengroot vignet. Naast het gebruikelijke nieuwsuit Frankrijk en Engeland biedt Rammazeynvanaf nummer 11 wekelijks ook een bladzijdenieuws ‘Uyt s’Gravenhaghe’. Echtlokaal Haags nieuws is het niet. Het betreftbijna altijd berichten over (inter)nationalepolitieke en militaire zaken uit de HaagseVAN OUDE COURANTEN DE DINGEN DIE OPDUIKEN 15wandelgangen, zoals bij voorbeeld het volgende,uit het Weeckelicke Nieus van 9 januari 1653:Uyt s’Gravenhage den 9. Ianuarii 1653.Wy hebben alhier tydinge dat den AdmiraelTromp den 26. December van Boulogne nadeWest t’zeyl is gegaen met sijn Vloot: Ende dathy 15. Engelsche schepen ghenomen heeft,waar onder zijn drie Guineesch Vaerders diewel 50. tonnen gouts weerdich souden zijn. Deandere vande Barbades of Caribische Eylanden,waar van eenighe in Zeelant al inghebrachtzijn. (Zie voorts afbeelding 3)Vanaf 27 februari 1653 tot en met 6 maart1654 verschijnt het blad weer anoniem.Mogelijk had Rammazeyn een aanvaring metde autoriteiten gehad – dat kwam herhaaldelijkvoor, ook bij andere courantiers – en leek hethem verstandiger zich maar even schuil tehouden. In nummer 11 van 13 maart 1654duikt echter opeens een andere naam op: ‘ByAdriaen Vlack’. Vlack (ook: Vlacq) was in1600 geboren uit een aanzienlijk Goudsgeslacht en had al voor zijn dertigste naamgemaakt als wiskundige. Daarnaast was hij16 VAN OUDE COURANTEN DE DINGEN DIE OPDUIKEN2. De ‘Groote Sael’was in het middenvan de zeventiendeeeuw al de plaatswaar onder meerboeken en courantenwerden verkocht.Een eeuw later wasdit niet anders, zoalste zien op deze pentekeningvan HendrikPothoven uit 1760.Links en rechts dekramen. Van debinten hangen dehalfvergane vlaggenen trofeeën, buitgemaaktop Spanje,Engeland en Frankrijkin meer glorieuzejaren.Collectie HaagsGemeentearchief.partner van de Goudse drukker Rammaseijn,de vader van Johannes, die hij dus waarschijnlijkal kende voor hij zich in 1648 in Den Haagvestigde als boekverkoper en drukker. Daarvoorhad hij dat beroep van 1632 tot 1642 inLonden en Parijs uitgeoefend.Er zijn sterke aanwijzingen dat Vlack de uitgavevan het Wekelijcke Nieus al bijna een jaareerder dan maart 1654 heeft overgenomen.Vanaf 13 juni 1652 tot en met 17 april 1653was de titelpagina gesierd met een groot vignetdat wij kennen van andere gesigneerde uit-3. Twee bladzijden nieuws ‘Uyts’Graven-Hage’ (WeeckelickeNieus 14 augustus 1653) met opde tweede bladzijde het berichtvan de dood van admiraal MaartenTromp (10 augustus 1653) tijdensde zeeslag met de Engelsen voorde Nederlandse kust bij Ter Heijde.Collectie Louis Nierijnck, Vlissingen.18 VAN OUDE COURANTEN DE DINGEN DIE OPDUIKENgaven van Rammazeyn. Op het nummer van24 april 1653 prijkt een ander vignet, dat weook later tegenkomen in combinatie met denaam Vlack. Op grond van deze vignetwisselingis het alleszins aannemelijk dat Vlackde uitgave van het Wekelijcke Nieus al vanaf24 april 1653 heeft verzorgd (afbeeldingen4 en 5).Waarom Rammazeyn stopte met het WekelijckeNieus is niet bekend. Mogelijk was ersprake van een boete of verbod. Die sanctiewerd door de autoriteiten nogal eens toegepast,soms op eigen initiatief, vaak ook naar aanleidingvan protest van de zijde van een buitenlandsemogendheid. Het feit dat het WekelijckeNieus meer dan een jaar anoniem werd uitgegeven,wijst ook in de richting van beduchtheidvoor interventies door de autoriteiten.Het Wekelijcke Nieus (en daarna ook de Post-Tydingen) verscheen op kwartoformaat meteen omvang van acht pagina’s. Die vorm weekaf van alle andere Nederlandse couranten diewe kennen uit die periode: die verschenen optwee pagina’s in klein folioformaat. Een aannemelijkeverklaring zou kunnen zijn datBrowne een Engelse drukker was en Vlacklang in Engeland en Frankrijk heeft gewerkt.Daar en in Duitsland verschenen de krantentoen in kwartoformaat. Daarmee waren zij dusvertrouwd en kennelijk hebben zij dat conceptmeegenomen naar Den Haag.Van de meeste van de Haagse nieuwsbladenuit de zeventiende eeuw die we kennen, zijnalle of de meeste exemplaren in het buitenlandbewaard gebleven. Dat lijkt er op te duiden datdie nieuwsbladen niet alleen daar afzet vonden,maar dat men het daar kennelijk ook4. Exemplaar van het Wekelycke Nieus metnaam en vignet van Rammazeyn.Collectie Louis Nierijnck, Vlissingen.VAN OUDE COURANTEN DE DINGEN DIE OPDUIKEN 19belangrijk vond ze te bewaren. Bij het WekelijckeNieus is echter sprake van de omgekeerdesituatie: in het buitenland zijn slechts enkeleexemplaren bewaard gebleven, daarentegenheeft de Koninklijke Bibliotheek in Den Haagde jaargangen 1652-1654 plus van jaargang1655 nummer 13 van 26 maart. Wel zijn recentelijkin de Koninklijke Bibliotheek in Stockholmvijf unieke exemplaren uit de periode junidecember1655 getraceerd.Kluit heeft die jaargangen in Den Haag indertijdwel gezien, maar hij vond een uitvoerigebibliografische beschrijving niet nodig. Dat iszeer opmerkelijk, want hij staat er juist ombekend een overvloed aan bibliografischedetails te leveren. In zijn tientallen publicatiesvinden we zelden iets over de inhoud van devele couranten, nieuwsbladen en andere periodiekendie hij heeft beschreven, maar des temeer over uitwendige details, tot en met allewijzigingen in de spelling van de titel en dekleinste veranderingen in wapenschilden, formaaten opmaak.De wisseling van de wacht tussen Rammazeynen Vlack in april 1653 was echter niet alleensimpelweg een verandering van drukker/uitgever.Zij luidde ook een wezenlijke veranderingvan het karakter van het blad in. Eennominale aanzet daartoe vormt de wijzigingvan de titel. Die luidt vanaf nummer 1652/13:Weeckelicke Niews uyt Vranckrijck, EngelantEnde andre Plaetsen. Meer dan berichten uitParijs en Londen was het begin 1653 nog niet,maar na de overname door Vlack in april 1653breidden de correspondenties zich snel uit enaan het eind van dat jaar reikten ze van Londentot Venetië en van Danzig tot Napels.5. Het eerste nummer van het Wekelycke Nieusmet naam en vignet van Adriaen Vlack.Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.6. Het oudste bekende nummervan de Dyns-daeghse Post-Tydingen uyt s’Graven-Haghe,met postruitervignet.Collectie Koninklijke Bibliotheek,Stockholm.Waar Sautijn Kluit de Post-Tydingen uyt’s Graven-Hage van 1656 beschouwde als deeerste Haagse courant, kunnen we thans vaststellendat het Wekelijcke Nieus al ruim tweejaar eerder op dat predikaat aanspraak magmaken en kunnen we de eerste Haagse courantdie voldoet aan de eerder genoemde vier criteriadateren op het einde van 1653.1656-1662: De Post-Tydingen uyt’s Graven-HageDe vondst van die vijf nummers van het WekelijckeNieus uit 1655 in Stockholm heeft de totvoor kort bekende leeftijd van die courant metnegen maanden verlengd, van 26 maart tot17 december 1655. Ze leveren ook andereinformatie op. Het nummer van 18 juni vermeldtnog de naam van Adriaen Vlack. De nummersvan 10 en 17 september, 19 november en17 december zijn anoniem, hebben als titelWekelijcke Nieus Ofte ordinarise Post-TydingenVerhalende de gedenckweerdighste dingen diegeschiet zijn in Engelandt, Vranckrijck, Duytslandt,Spangien, Italien ender andere Plaetsendes Wereldts en zijn getooid met een vignetvan een hoornblazende postruiter.Dat pregnante postruitervignet siert aanvankelijkook de Post-Tydingen uyt ’s Graven-Hagedie begin 1656 verscheen. De naam en hettijdstip indiceren een directe relatie met hetWekelijcke Nieus die Sautijn Kluit wel verondersteldemaar niet kon bewijzen. Van dehonderden exemplaren van de Post-Tydingendie zijn verschenen, heeft Sautijn Kluit er indertijdslechts zes gezien en van nog eens zeskende hij het bestaan. Tussen het laatste nummervan het Wekelijcke Nieus (16 maart 1655)en het eerste nummer van de Post-Tydingen(nummer 59 van 25 juli 1656) die hij heeftgezien, zat een gat van zestien maanden. Opbasis van die nummering kon Kluit uitrekenendat het eerste nummer begin januari was verschenen,maar dan nog blijft er een gat vanruim acht maanden over. Dank zij de recentevondst van enkele honderden exemplaren inStockholm, Oldenburg en Wolfenbüttel (265stuks), van begin 1656 tot maart 1660, kunnende lotgevallen van de Post-Tydingen thans veelpreciezer in beeld gebracht worden.Gelet op de inhoudelijke kenmerken was dePost-Tydingen duidelijk een courant, zoals ookKluit al had vastgesteld. Het kwartoformaatwas echter nog steeds afwijkend van de andereNederlandse couranten uit die tijd. De Post-Tydingen verscheen echter wel twee maal perweek, eerst op dinsdag en vrijdag, vanaf mei1657 op maandag en donderdag (afbeelding 6).7Gedurende de hele periode 1656-1660 verscheende Post-Tydingen zonder vermeldingvan drukker of uitgever. Aanvankelijk vormenhet vignet en de vermelding ‘Men verkooptsein de Groote Sael in de Fortuyn’ nog wel herkenningspunten,maar aan de hand daarvankan niet definitief worden bewezen dat Vlackde drukker was. Toch is dat wel waarschijnlijk.Zeer sporadisch vinden we in de Post-Tydingenadvertenties, waaronder drie waarin nieuweboeken worden geadverteerd. Twee van dieadvertenties betreffen boekuitgaven vanVlack. Ook die advertenties leveren weliswaarnog geen hard bewijs op, maar het is alleszinsaannemelijk dat de uitgever in zijn eigen krantadverteerde.Het laatst bekende exemplaar van de Post-VAN OUDE COURANTEN DE DINGEN DIE OPDUIKEN 21Tydingen, indertijd al door Sautijn Kluitvermeld, is dat van 16 september 1660 inde (oorspronkelijk particuliere Nederlandse)collectie-Meulman in de UniversiteitsbibliotheekGent. Bij gebrek aan latere exemplaren kanweliswaar niet bewezen worden dat er eendoorgaande lijn is tussen deze Post-Tydingenen de Haegse Post-tydingen van 1663, maardat die er was, is alleszins waarschijnlijk.1663-1677: Haegse Post-tydingenHet oudste exemplaar van de Haegse Posttydingendat Sautijn Kluit indertijd vermeldde,was dat van 14 juli 1665. Het laatste, in zijneigen collectie, dateert van 10 april 1674.Van de circa duizend exemplaren die in dietien jaar zijn verschenen, heeft hij er slechtseen stuk of twaalf kunnen traceren of onderogen gehad. Op grond van recente vondstenvan ruim 250 exemplaren in Oldenburg,Bremen, Wolfenbüttel, Londen en Moskou kanthans worden vastgesteld dat de Haegse Posttydingenten minste is verschenen van beginjanuari 16638 tot 28 oktober 1677. Dat is vijfjaar langer dan Kluit kon melden.Anders dan de Post-Tydingen uyt s’Gravenhageverscheen de Haegse Post-tydingen intwee pagina’s klein folioformaat en sloot daarmeeaan bij de traditie van de andere Nederlandsecouranten uit die tijd. We zien nu ookweer een naam verschijnen: Adriaen Vlack ‘opde Amsterdamsche Veer-Kaey’. Vlack bleef decourant drukken tot aan zijn overlijden in 1667.Het laatste nummer met zijn naam is dat vanvrijdag 1 april 1667. Het volgende nummer, datvan dinsdag 5 april, werd gedrukt door CrispynHoeckwater, ‘in de Poten, in de Groene tent’.Hoeckwater kwam, aldus Sautijn Kluit, al naeen maand in aanvaring met de autoriteitenvanwege de publicatie op 10 mei 1667 van eenartikel over (veronderstelde) Haagse bemoeienismet een conflict tussen Frankrijk en Spanjeover (Spaans) Brabant. Hoeckwater kreeg eendrukverbod voor zes weken en een boete van200 pond. Op verzoek van de veroordeeldewerd het vonnis echter in surséance gehouden.Het heeft zijn carrière kennelijk niet in de weggestaan, want hij is in ieder geval tot eindoktober 1677 de Haegse Post-tydingen blijvendrukken (afbeelding 7).In de eerste helft van de zeventiende eeuwkomen we nog slechts spaarzaam advertentiestegen, in de regel aanprijzing van boeken vande drukker/uitgever. Rond 1650 wordt de krantook door anderen als advertentiemedium ontdekt.Onder hen vinden we al heel vroeg artsenen kwakzalvers met hun wondermiddeltjes.Een fraai voorbeeld daarvan is de volgendeadvertentie in de Haegse Post-Tydingen van3 augustus 1666, waarin de adverteerder zichzelfaanduidt als ‘Sijne Edelheyt’.Misschien was hij wel de eerste grootadverteerder,want zijn aanprijzingen zijn vele malenterug te vinden, ook in andere couranten.Adve[r]tissementMet kennisse van den Ed. Hove van Hollandt,laet de E. Heer Iohannes van Duren, Oculist,Drogist en Practizijn in de Medicine, eenyegelijck weten, dat sijne Edelheyt uytgevondenheeft seer heerlijcke ende sachte Medicamentenvoor blindheyt ofte swackheyt desgesichts, ende sal deselve in de tijdt van22 VAN OUDE COURANTEN DE DINGEN DIE OPDUIKEN237. De Haegse DinghsdaegsePost-tydinge van 19 december1673 met stadswapen,‘by Crispyn Hoeckwater’.Collectie Persmuseum,Amsterdam.14 dagen m[e]rckelijcke beterschap gevoelen.Ende soo der eenige Armen sijn, die deselvemedicamenten niet konnen betalen, endevoorschrijvens brengen van de heren Burgemeesterenende Regeerders van Rotterdam,dat sy rechte Armen syn, sullen die medicamentenom Godts wille ende uyt liefde aenhaer gegeven worden. Noch heeft sijn Ed.uytghevonden seer heerlijcke medicijnenvoor de Pest, ’t welck aen veele Lieden diemet de pest bevangen sijn geweest, geprobeertis, ende sy sijn alle in ser korten tijdt gaendeende staende genesen: Wie het selfde medicamentgelieft te ghebruycken, sal oock vrijende onbeschroomt in alle gheinfecteerdeHuysen moghen gaen, sonder dat hem eenighebrandt sal konnen schadigen ofte hinderlijckzyn. Sijn Edelheyt is woonachtich totRotterdam op de Leuve haven, in’t vijftienof sestiende huys van de Vis-marckt, in’tGekroonde Gesicht.Daarna ontbreekt tot 1708 elk concreet spoorvan een Nederlandstalige courant in Den Haag.Overheidsarchiefstukken maken weliswaarmeerdere keren melding van verleende octrooienvoor het drukken en uitgeven van couranten,maar er is tot nu toe geen enkel exemplaar uit diedertigjarige periode tussen 1677 en 1708 opgedoken.Het gat is weliswaar een paar jaar kleinergeworden dan Kluit indertijd vaststelde, maarnog steeds kan niet het bewijs worden geleverddat het Dagblad van Zuid-Holland en ’s-Gravenhagein 1868 terecht aanspraak maakte op eenbestaan van tweehonderd jaar. Overigens is datanno 2004 niet meer zo relevant, want het Dagbladbestaat al lang niet meer.9Lastige luizen in Haagse pelsenIn de zeventiende eeuw (en nog lang daarna,tot rond 1850) was het drukken en uitgevenvan nieuwsbladen en andere periodieken nietzonder risico’s. De Republiek was weliswaarklein, maar behoorde tot de grote Europesemogendheden. Die positie bracht met zich datzij bijna voortdurend in diplomatiek conflicten vaak zelfs in oorlog was met anderemogendheden. Maar ook binnen de Republiekzelf waren er spanningen, met name tussenenerzijds de machtige Amsterdamse regentenen de Staten van Holland die zij domineerdenen anderzijds de stadhouder, de Staten-Generaalen de andere gewesten.In die context waren de relaties tussen autoriteitenen courantiers, drukkers en boekverkopersdelicaat en ambivalent. Enerzijdswaren de autoriteiten grotendeels van henafhankelijk voor de nieuwsvoorziening; anderzijdswas dat nieuws vaak tegen het zere been,van de Nederlandse autoriteiten of dat vanbuitenlandse mogendheden, die dan via hunambassadeurs in Den Haag klachten en protestenindienden. Niet zelden werd er dan ingegrepenen werd een verbod, een geldboete, gevangenisstrafen verbanning of een combinatie daarvanopgelegd. Ambivalent was echter ook datdie uitgesproken vonnissen lang niet altijdgeëffectueerd werden of de veroordeeldenkorte tijd later weer vrolijk nieuwsbladenleverden aan de autoriteiten en courantendrukten en verkochten.Eerder is vermeld dat Browne, Rammazeyn,Vlack en Hoeckwater enkele keren met deautoriteiten in aanvaring zijn gekomen. Er zijngeen aanwijzingen dat zij te kwader trouw24 VAN OUDE COURANTEN DE DINGEN DIE OPDUIKENhandelden, maar ze voelden zich kennelijk welgenoopt regelmatig hun toevlucht te nemen totde anonimiteit. Zij hadden echter ook collega’sdie minder scrupuleus waren. Een jaar nadatRammazeyn was gestopt met het WekelijckeNieus kwam hij terug met de Wekelijcke Mercuriusvan alle het gedenckwaerdigste datdoor geheel Europa passeert, die van mei totaugustus 1654 verscheen. Ook dat blad werdverboden, maar kort daarna werd het voortgezetdoor Willem Breeckevelt10 onder de naamHaegsche Weekelijcke Mercurius. Willem, zijnbroer Johannes en zijn vader Ludolph waren aleerder met de autoriteiten in aanvaring gekomenvoor het (her)drukken en verspreiden vanverboden pamfletten en van het publiceren vangeheime resoluties van de Staten-Generaal, diewaren verkregen door het omkopen van klerkenvan de griffies.Dat de autoriteiten daar zeer zwaar aan tilden,blijkt wel uit de weinig zachtzinnige wijzewaarop zij te werk gingen. Willem werd eind1650 in Amsterdam, waar hij was aangehouden,een maand lang verhoord en gemarteld,waarna hij bekende, en vervolgens op 18 januari1651 veroordeeld tot geseling, betaling van deproceskosten en verbanning uit het gewestHolland voor een periode van vijfentwintigjaar. Ook werd hij aan de kaak gesteld met hetbord ‘Valsche artikel drucker’ om zijn nek.Van die verbanning is kennelijk weinig terechtgekomen, want in juni 1651 diende hij bij deStaten-Generaal al weer een rekening in voorgeleverd nieuws en in 1653 drukte hij er weerlustig op los. Het lijkt er op dat men zich inDen Haag niet veel gelegen liet liggen aan eenstrafvonnis dat in Amsterdam was opgelegd.Willem Breeckevelt drukte de Mercurius vanseptember 1654 tot juni 1655. Of hij ook daarinop ‘creatieve’ wijze verkregen nieuws heeftafgedrukt is niet bekend. Voor hij daaroveraan de tand kon worden gevoeld, nam hij debenen. De uitgave werd onder de naam HaegscheWeeckelicke Mercurius, vervattende allegedenckweerdigste advysen van geheel Europavoortgezet door de drukker Christianus Calaminus,‘Ende men vercoopse voor den Autheurby Henricus Hondius, Konst- ende Boeckverkooperin de Nieuwe Konst ende Boeckdruckerye/Woonende inde Hof-strate’. In1656 verscheen de Mercurius beurtelings metAdvysen en tussendoor losse pamfletten. Al diepublicaties waren voorzien van een doorlopendepaginanummering en vormden samen eenjaargang. Met ingang van 1657 verdwenen deAdvysen en verscheen tweemaal per weekde Haegsche Maandagsche respectievelijkDonderdagsche Mercurius (afbeelding 8).Redacteur van beide bladen was de uit Gentafkomstige Gerard Lodewijk van der Macht(ook wel: de Maght), die mogelijk ook betrokkenwas bij eerder genoemde bladen vanRammazeyn en Breeckevelt. Van der Machtwas, net als de Breeckevelts, een nogal assertievecourantier die regelmatig berichten overgeheime staatszaken publiceerde en bij gelegenheidook wel zelf politiek gevoelige nieuwsberichtenverzon, waarmee hij de autoriteitenin verlegenheid bracht. Het duurde even voorhij daarmee tegen de lamp liep, ondanks hetfeit dat hij zich vanaf medio 1657 voor dezekerheid maar verborg achter de schuilnamenAnthony Benedetti en Anthoni Pietersz. Op5 april 1658 werd hij door het Hof van HollandVAN OUDE COURANTEN DE DINGEN DIE OPDUIKEN 258. Voorpagina van eenexemplaar van de Ha
Lees verder